Synonymes: assisteren, helpen, ter zijde staan, bedenken
Conjugaison
Indicatif |
---|
Présent | Passé |
---|
(ik) sta bij | (ik) stond bij |
(jij) staat bij | (jij) stond bij |
(hij) staat bij | (hij) stond bij |
(wij) staan bij | (wij) stonden bij |
(jullie) staan bij | (jullie) stonden bij |
(gij) staat bij | (gij) stondt bij |
(zij) staan bij | (zij) stonden bij |
Subjonctif |
---|
Présent | Passé |
---|
(dat ik) bijsta | (dat ik) bijstonde |
(dat jij) bijsta | (dat jij) bijstonde |
(dat hij) bijsta | (dat hij) bijstonde |
(dat wij) bijstaan | (dat wij) bijstonden |
(dat jullie) bijstaan | (dat jullie) bijstonden |
(dat gij) bijstaat | (dat gij) bijstondet |
(dat zij) bijstaan | (dat zij) bijstonden |
Impératif |
---|
Singulier/Pluriel | Pluriel |
---|
sta bij | staat bij |
Participes |
---|
Participe présent | Participe passé |
---|
bijstaand, bijstaande | (hebben) bijgestaan |