Information du mot afbeelden (néerlandais → espéranto: bildigi)

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈɑvbeldə(n)/
Césureaf·beel·den

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) beeld af(ik) beelde af
(jij) beeldt af(jij) beelde af
(hij) beeldt af(hij) beelde af
(wij) beelden af(wij) beelden af
(jullie) beelden af(jullie) beelden af
(gij) beeldt af(gij) beeldet af
(zij) beelden af(zij) beelden af
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) afbeelde(dat ik) afbeelde
(dat jij) afbeelde(dat jij) afbeelde
(dat hij) afbeelde(dat hij) afbeelde
(dat wij) afbeelden(dat wij) afbeelden
(dat jullie) afbeelden(dat jullie) afbeelden
(dat gij) afbeeldet(dat gij) afbeeldet
(dat zij) afbeelden(dat zij) afbeelden
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
beeld afbeeldt af
Participes
Participe présentParticipe passé
afbeeldend, afbeeldende(hebben) afgebeeld

Exemples d’usage

Een merkwaardige trilobiet uit het Ordovicium, Cryptolithus ornatus, ziet men hier in het midden op de voorgrond afgebeeld.

Traductions

allemandabbilden
anglaisdescribe
bas allemandafbealden
espérantobildigi
françaisreprésenter
portugaisdesenhar