Información sobre la palabra mazzel (neerlandés → Esperanto: feliĉo)

Sinónimos: bof, buitenkans, buitenkansje, geluk, gelukje, tref, veine, zwijn, zwijntje

Categoría gramaticalsustantivo
Pronunciación/ˈmɑzəl/
Separaciónmaz·zel
Géneromasculino

Muestras de uso

Dat was mazzel, want de fabriek betaalde deels uit in suiker, wat tijdens de oorlogsjaren een fantastisch ruilmiddel was.
Ik heb toen mazzel gehad.

Traducciones

afrikáansgeluk
alemánGlück; Glücksfall
danésheld
españolganga; provecho inesperado
esperantofeliĉo; bona ŝanco; bonŝanco
feroéseydna
francéschance
frisón de SaterlandGluk
frisón occidentalgelok; meifaller
húngaroszerencse
inglésluck
polacoszczęście; traf
portuguésdita; fortuna; ventura
suecotur
tailandésโชค
yidisמזל