Información sobre la palabra gaan (neerlandés → Esperanto: <futura helpverbo>)

Sinónimo: zullen

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ɣan/
Separacióngaan

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) ga(ik) ging
(jij) gaat(jij) ging
(hij) gaat(hij) ging
(wij) gaan(wij) gingen
(jullie) gaan(jullie) gingen
(gij) gaat(gij) gingt
(zij) gaan(zij) gingen
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) ga(dat ik) ginge
(dat jij) ga(dat jij) ginge
(dat hij) ga(dat hij) ginge
(dat wij) gaan(dat wij) gingen
(dat jullie) gaan(dat jullie) gingen
(dat gij) gaat(dat gij) ginget
(dat zij) gaan(dat zij) gingen
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
gagaat
Participios
Participio presenteParticipio pasado
gaand, gaande(zijn) gegaan

Muestras de uso

De Surinaamse oud‐president Desi Bouterse gaat de huidige president Chan Santokhi om gratie vragen.
Wat gaan we doen, chef?
Patrick Schwarzenegger gaat trouwen met zijn vriendin Abby Champion.

Traducciones

afrikáansgaan; sal
alemánwerden
bajo sajónsküllen
criolla jamaiquinago
danésskal; kommer til at
escocéswill
esperanto<futura helpverbo>
frisón occidentalgean; sille
inglésgo
papiamentobai
sranan tongoo; sa
tailandésจะ