Información sobre la palabra hakkelen (neerlandés → Esperanto: balbuti)

Sinónimo: stotteren

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈɦakələ(n)/
Separaciónhak·ke·len

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) hakkel(ik) hakkelde
(jij) hakkelt(jij) hakkelde
(hij) hakkelt(hij) hakkelde
(wij) hakkelen(wij) hakkelden
(jullie) hakkelen(jullie) hakkelden
(gij) hakkelt(gij) hakkeldet
(zij) hakkelen(zij) hakkelden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) hakkele(dat ik) hakkelde
(dat jij) hakkele(dat jij) hakkelde
(dat hij) hakkele(dat hij) hakkelde
(dat wij) hakkelen(dat wij) hakkelden
(dat jullie) hakkelen(dat jullie) hakkelden
(dat gij) hakkelet(dat gij) hakkeldet
(dat zij) hakkelen(dat zij) hakkelden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
hakkelhakkelt
Participios
Participio presenteParticipio pasado
hakkelend, hakkelende(hebben) gehakkeld

Traducciones

alemánstammeln; stottern; lallen
catalánbalbucejar; quequejar
checokoktat
españolbalbucear; tartamudear
esperantobalbuti
feroésstama
francésbafouiller; balbutier; bégayer; bredouiller
frisón de Saterlandmäd do Woude anhoolde; stoomerje; stutterje
húngarodadog
inglésstammer; stutter; splutter
latínbalbutire
portuguésbalbuciar; gaguejar; tartamudear
rusoзаикаться