Información sobre la palabra luchten (neerlandés → Esperanto: ventoli)

Sinónimos: spuien, uitluchten, ventileren, wannen

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈlɵxtə(n)/
Separaciónluch·ten

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) lucht(ik) luchtte
(jij) lucht(jij) luchtte
(hij) lucht(hij) luchtte
(wij) luchten(wij) luchtten
(jullie) luchten(jullie) luchtten
(gij) lucht(gij) luchttet
(zij) luchten(zij) luchtten
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) luchte(dat ik) luchtte
(dat jij) luchte(dat jij) luchtte
(dat hij) luchte(dat hij) luchtte
(dat wij) luchten(dat wij) luchtten
(dat jullie) luchten(dat jullie) luchtten
(dat gij) luchtet(dat gij) luchttet
(dat zij) luchten(dat zij) luchtten
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
luchtlucht
Participios
Participio presenteParticipio pasado
luchtend, luchtende(hebben) gelucht

Traducciones

alemánventilieren
checoprovětrat; ventilovat; větrat
españolaventar; ventilar
esperantoventoli
feroéslufta
francésaérer; ventiler
frisón de Saterlandventilierje
griegoαερίζω
inglésventilate; aerate
portuguésarejar; ventilar