Información sobre la palabra óvergieten (neerlandés → Esperanto: transverŝi)

Sinónimo: overschenken

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈovərɣitə(n)/
Separaciónover·gie·ten

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) giet over(ik) goot over
(jij) giet over(jij) goot over
(hij) giet over(hij) goot over
(wij) gieten over(wij) goten over
(jullie) gieten over(jullie) goten over
(gij) giet over(gij) goot over
(zij) gieten over(zij) goten over
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) overgiete(dat ik) overgote
(dat jij) overgiete(dat jij) overgote
(dat hij) overgiete(dat hij) overgote
(dat wij) overgieten(dat wij) overgoten
(dat jullie) overgieten(dat jullie) overgoten
(dat gij) overgietet(dat gij) overgotet
(dat zij) overgieten(dat zij) overgoten
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
giet overgiet over
Participios
Participio presenteParticipio pasado
overgietend, overgietende(hebben) overgegoten