Información sobre la palabra aftappen (neerlandés → Esperanto: spili)

Sinónimo: opensteken

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈɑftɑpə(n)/
Separaciónaf·tap·pen

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) tap af(ik) tapte af
(jij) tapt af(jij) tapte af
(hij) tapt af(hij) tapte af
(wij) tappen af(wij) tapten af
(jullie) tappen af(jullie) tapten af
(gij) tapt af(gij) taptet af
(zij) tappen af(zij) tapten af
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) aftappe(dat ik) aftapte
(dat jij) aftappe(dat jij) aftapte
(dat hij) aftappe(dat hij) aftapte
(dat wij) aftappen(dat wij) aftapten
(dat jullie) aftappen(dat jullie) aftapten
(dat gij) aftappet(dat gij) aftaptet
(dat zij) aftappen(dat zij) aftapten
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
tap aftapt af
Participios
Participio presenteParticipio pasado
aftappend, aftappende(hebben) afgetapt

Traducciones

alemánanzapfen
españolbarrenar
esperantospili
feroéstappa
frisón de Saterlandeepen moakje
frisón occidentalôftaapje
ingléstap