Información sobre la palabra inzepen (neerlandés → Esperanto: sapumi)

Sinónimo: zepen

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈɪnzepə(n)/
Separaciónin·ze·pen

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) zeep in(ik) zeepte in
(jij) zeept in(jij) zeepte in
(hij) zeept in(hij) zeepte in
(wij) zepen in(wij) zeepten in
(jullie) zepen in(jullie) zeepten in
(gij) zeept in(gij) zeeptet in
(zij) zepen in(zij) zeepten in
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) inzepe(dat ik) inzeepte
(dat jij) inzepe(dat jij) inzeepte
(dat hij) inzepe(dat hij) inzeepte
(dat wij) inzepen(dat wij) inzeepten
(dat jullie) inzepen(dat jullie) inzeepten
(dat gij) inzepet(dat gij) inzeeptet
(dat zij) inzepen(dat zij) inzeepten
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
zeep inzeept in
Participios
Participio presenteParticipio pasado
inzepend, inzepende(hebben) ingezeept

Traducciones

alemánseifen
españolenjabonar
esperantosapumi
frisón de Saterlandienseepje; seepje
ingléssoap
portuguésensaboar