Información sobre la palabra verkeren (neerlandés → Esperanto: rilati)

Sinónimos: aanbelangen, aangaan, betreffen, zich verhouden, omgang hebben

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/vərˈkeːrə(n)/
Separaciónverkeren

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) verkeer(ik) verkeerde
(jij) verkeert(jij) verkeerde
(hij) verkeert(hij) verkeerde
(wij) verkeren(wij) verkeerden
(jullie) verkeren(jullie) verkeerden
(gij) verkeert(gij) verkeerdet
(zij) verkeren(zij) verkeerden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) verkere(dat ik) verkeerde
(dat jij) verkere(dat jij) verkeerde
(dat hij) verkere(dat hij) verkeerde
(dat wij) verkeren(dat wij) verkeerden
(dat jullie) verkeren(dat jullie) verkeerden
(dat gij) verkeret(dat gij) verkeerdet
(dat zij) verkeren(dat zij) verkeerden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
verkeerverkeert
Participios
Participio presenteParticipio pasado
verkerend, verkerende(hebben) verkeerd

Traducciones

afrikáansaanbelang; betref; aangaan
alemánsich beziehen; verkehren
catalánrelacionar‐se
españolrelacionarse; tener relación
esperantorilati
finéssuhtautua
francésconcerner; être en relation avec
frisón de Saterlandsik beluuke
frisón occidentaloanbelangje
inglésconcern; relate; pertain; refer; affect; apply
papiamentotin di aber ku
portuguésreferir‐se; ter relação com