Información sobre la palabra aanbelangen (neerlandés → Esperanto: rilati)

Sinónimos: aangaan, betreffen, verkeren, zich verhouden, omgang hebben

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈambəlɑŋə(n)/
Separaciónaan·be·lan·gen

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(hij) belangt aan(hij) belangde aan
(zij) belangen aan(zij) belangden aan
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat hij) aanbelange(dat hij) aanbelangde
(dat zij) aanbelangen(dat zij) aanbelangden
Participios
Participio presenteParticipio pasado
aanbelangend, aanbelangende(hebben) aanbelangd

Traducciones

afrikáansaanbelang; betref; aangaan
alemánsich beziehen; verkehren
catalánrelacionar‐se
españolrelacionarse; tener relación
esperantorilati
finéssuhtautua
francésconcerner; être en relation avec
frisón de Saterlandsik beluuke
frisón occidentaloanbelangje
inglésconcern; relate; pertain; refer; affect; apply
papiamentotin di aber ku
portuguésreferir‐se; ter relação com