Información sobre la palabra inrekenen (neerlandés → Esperanto: aresti)

Sinónimos: aanhouden, arresteren, in verzekerde bewaring nemen, oppakken, in hechtenis nemen

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈɪnrekənə(n)/
Separaciónin·re·ke·nen

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) reken in(ik) rekende in
(jij) rekent in(jij) rekende in
(hij) rekent in(hij) rekende in
(wij) rekenen in(wij) rekenden in
(jullie) rekenen in(jullie) rekenden in
(gij) rekent in(gij) rekendet in
(zij) rekenen in(zij) rekenden in
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) inrekene(dat ik) inrekende
(dat jij) inrekene(dat jij) inrekende
(dat hij) inrekene(dat hij) inrekende
(dat wij) inrekenen(dat wij) inrekenden
(dat jullie) inrekenen(dat jullie) inrekenden
(dat gij) inrekenet(dat gij) inrekendet
(dat zij) inrekenen(dat zij) inrekenden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
reken inrekent in
Participios
Participio presenteParticipio pasado
inrekenend, inrekenende(hebben) ingerekend

Muestras de uso

Ze hoeven alleen maar in te rekenen.
Deze Bommel zou ingerekend moeten worden!
Wij hebben opdracht u in te rekenen, kapitein.

Traducciones

afrikáansarresteer; in hegtenis neem; aankeer
alemánfestnehmen; verhaften; arrestieren
catalánarrestar; detenir
checozatknout
danésarrestere
españolarrestar; detener
esperantoaresti
feroéshandtaka; seta fastan
francésarrêter
frisón de Saterlandarrestierje; fäästnieme; ferhaftje
frisón occidentaloppakke; oanhâlde
húngaroletartóztat
inglésarrest; apprehend; detain; nick
italianoarrestare
luxemburguésverhaften
papiamentoarestá; detené
portuguésapreender; apresar; capturar; prender
rusoарестовать; арествать
suecoanhålla; arrestera; häkta