Información sobre la palabra opstrijken (neerlandés → Esperanto: regladi)

Sinónimo: oppersen

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈɔpstrɛi̯kə(n)/
Separaciónop·strij·ken

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) strijk op(ik) streek op
(jij) strijkt op(jij) streek op
(hij) strijkt op(hij) streek op
(wij) strijken op(wij) streken op
(jullie) strijken op(jullie) streken op
(gij) strijkt op(gij) streekt op
(zij) strijken op(zij) streken op
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) opstrijke(dat ik) opstreke
(dat jij) opstrijke(dat jij) opstreke
(dat hij) opstrijke(dat hij) opstreke
(dat wij) opstrijken(dat wij) opstreken
(dat jullie) opstrijken(dat jullie) opstreken
(dat gij) opstrijket(dat gij) opstreket
(dat zij) opstrijken(dat zij) opstreken
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
strijk opstrijkt op
Participios
Participio presenteParticipio pasado
opstrijkend, opstrijkende(hebben) opgestreken

Traducciones

alemánaufplätten; aufbügeln; nochmals plätten
españolplanchar
esperantoregladi