Información sobre la palabra weerkaatsen (neerlandés → Esperanto: reflekti)

Sinónimos: reflecteren, spiegelen, terugkaatsen, weerspiegelen

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ʋerˈkatsə(n)/
Separaciónweer·kaat·sen

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) weerkaats(ik) weerkaatste
(jij) weerkaatst(jij) weerkaatste
(hij) weerkaatst(hij) weerkaatste
(wij) weerkaatsen(wij) weerkaatsten
(jullie) weerkaatsen(jullie) weerkaatsten
(gij) weerkaatst(gij) weerkaatstet
(zij) weerkaatsen(zij) weerkaatsten
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) weerkaatse(dat ik) weerkaatste
(dat jij) weerkaatse(dat jij) weerkaatste
(dat hij) weerkaatse(dat hij) weerkaatste
(dat wij) weerkaatsen(dat wij) weerkaatsten
(dat jullie) weerkaatsen(dat jullie) weerkaatsten
(dat gij) weerkaatset(dat gij) weerkaatstet
(dat zij) weerkaatsen(dat zij) weerkaatsten
Participios
Participio presenteParticipio pasado
weerkaatsend, weerkaatsende(hebben) weerkaatst

Muestras de uso

De zeven juwelen weerkaatsten zwak het licht dat door de opening naar binnen viel.

Traducciones

afrikáansweerspieël
alemánreflektieren; rückstrahlen
catalánreflectir
danéskaste tilbage; reflektere
españolreflejar
esperantoreflekti
francésréfléchir; refléter; renvoyer
frisón de Saterlandreflektierje; touräächstroalje
inglésreflect
portuguésrefletir; reverberar
turcoaksetmek