Información sobre la palabra doorvoeren (neerlandés → Esperanto: apliki)

Sinónimos: aanwenden, in toepassing brengen, toepassen, treffen

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈdoːrvuːrə(n)/
Separacióndoor·voe·ren

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) voer door(ik) voerde door
(jij) voert door(jij) voerde door
(hij) voert door(hij) voerde door
(wij) voeren door(wij) voerden door
(jullie) voeren door(jullie) voerden door
(gij) voert door(gij) voerdet door
(zij) voeren door(zij) voerden door
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) doorvoere(dat ik) doorvoerde
(dat jij) doorvoere(dat jij) doorvoerde
(dat hij) doorvoere(dat hij) doorvoerde
(dat wij) doorvoeren(dat wij) doorvoerden
(dat jullie) doorvoeren(dat jullie) doorvoerden
(dat gij) doorvoeret(dat gij) doorvoerdet
(dat zij) doorvoeren(dat zij) doorvoerden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
voer doorvoert door
Participios
Participio presenteParticipio pasado
doorvoerend, doorvoerende(hebben) doorgevoerd

Traducciones

afrikáanstoepas
alemánanwenden; verwenden; verabreichen; auftragen; anbringen; auflegen
catalánaplicar
checopoužít; upotřebit; užívat
danésanvende
españolaplicar; emplear
esperantoapliki
feroésnýta
francésappliquer; pratiquer
frisón de Saterlandanweende; benutsje; bruuke; ferweende
frisón occidentalbrûke
húngaroapplikál
inglésapply; practice
italianoapplicare
papiamentoadaptá; apliká
portuguésaplicar; por em prática
rumanoaplica