Información sobre la palabra pakken (neerlandés → Esperanto: preni)

Sinónimos: aanvatten, nemen, oprapen, vatten

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈpɑkə(n)/
Separaciónpak·ken

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) pak(ik) pakte
(jij) pakt(jij) pakte
(hij) pakt(hij) pakte
(wij) pakken(wij) pakten
(jullie) pakken(jullie) pakten
(gij) pakt(gij) paktet
(zij) pakken(zij) pakten
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) pakke(dat ik) pakte
(dat jij) pakke(dat jij) pakte
(dat hij) pakke(dat hij) pakte
(dat wij) pakken(dat wij) pakten
(dat jullie) pakken(dat jullie) pakten
(dat gij) pakket(dat gij) paktet
(dat zij) pakken(dat zij) pakten
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
pakpakt
Participios
Participio presenteParticipio pasado
pakkend, pakkende(hebben) gepakt

Muestras de uso

Hij pakte zijn hoed en liep naar de deur, waar hij als aan de grond genageld bleef staan.
Pak een van die speren en volg me!
Hij pakte de eerste de beste tram die over de brug ging en bleef aan de andere zijde op het tussenbalkon staan.

Traducciones

afrikáansneem
alemánfassen; nehmen
bajo sajónnömmen; neamen
catalánagafar; prendre
criolla jamaiquinatek
checobráti
danésgribe; tage; tage op
escocéstak; tae
españolcoger; asir; tomar
esperantopreni
feroéstaka
finésottaa
francésprendre
frisón de Saterlandfoatje; nieme; pakje
frisón occidentalnimme
gaélico escocésgabh; thoir
griego antiguoαἱρέω
húngarovesz
ingléslay hold of; take; get
italianoacchiappare; prendere
latíncapere
malayoambil
noruegota
papiamentotuma
polacobrać; wziąć
portuguéspegar; tirar; tomar
rumanolua
rusoбрать; взять
sranan tongoteki
suecofatta; ta; taga
tailandésเอา
turcoalmak
yidisנעמען