Información sobre la palabra stuwen (neerlandés → Esperanto: antaŭenpuŝi)

Sinónimos: opduwen, voortstuwen

Categoría gramaticalverbo

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) stuw(ik) stuwde
(jij) stuwt(jij) stuwde
(hij) stuwt(hij) stuwde
(wij) stuwen(wij) stuwden
(jullie) stuwen(jullie) stuwden
(gij) stuwt(gij) stuwdet
(zij) stuwen(zij) stuwden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) stuwe(dat ik) stuwde
(dat jij) stuwe(dat jij) stuwde
(dat hij) stuwe(dat hij) stuwde
(dat wij) stuwen(dat wij) stuwden
(dat jullie) stuwen(dat jullie) stuwden
(dat gij) stuwet(dat gij) stuwdet
(dat zij) stuwen(dat zij) stuwden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
stuwstuwt
Participios
Participio presenteParticipio pasado
stuwend, stuwende(hebben) gestuwd

Traducciones

catalánpropulsar
españolpropulsar
esperantoantaŭenpuŝi
inglésadvance