Información sobre la palabra voelen (neerlandés → Esperanto: palpi)

Sinónimos: betasten, bevoelen, tasten, voelen aan, zitten aan, frutselen, palperen, morrelen aan

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈvulə(n)/
Separaciónvoe·len

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) voel(ik) voelde
(jij) voelt(jij) voelde
(hij) voelt(hij) voelde
(wij) voelen(wij) voelden
(jullie) voelen(jullie) voelden
(gij) voelt(gij) voeldet
(zij) voelen(zij) voelden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) voele(dat ik) voelde
(dat jij) voele(dat jij) voelde
(dat hij) voele(dat hij) voelde
(dat wij) voelen(dat wij) voelden
(dat jullie) voelen(dat jullie) voelden
(dat gij) voelet(dat gij) voeldet
(dat zij) voelen(dat zij) voelden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
voelvoelt
Participios
Participio presenteParticipio pasado
voelend, voelende(hebben) gevoeld

Muestras de uso

Rustig begon ze mij af te trekken, en mijn handen gingen naar haar borsten en ik begon wat te voelen.

Traducciones

alemánfühlen; befühlen; tasten; antasten; betasten; tappen
catalánpalpar; palpejar
checohmatat
españolpalpar
esperantopalpi
feroéskáva; nerta; trilva
francéspalper; sentir; tâter
frisón de Saterlandbefäile; fäile; taaste
inglésfeel
papiamentofula
portuguésapalpar; palpar; tatear
tailandésคลำ