Información sobre la palabra ruimen (neerlandés → Esperanto: ordigi)

Sinónimos: beredderen, opredderen, opruimen, redderen, regelen, schikken, terechtbrengen, sorteren

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈrœy̯mə(n)/
Separaciónrui·men

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) ruim(ik) ruimde
(jij) ruimt(jij) ruimde
(hij) ruimt(hij) ruimde
(wij) ruimen(wij) ruimden
(jullie) ruimen(jullie) ruimden
(gij) ruimt(gij) ruimdet
(zij) ruimen(zij) ruimden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) ruime(dat ik) ruimde
(dat jij) ruime(dat jij) ruimde
(dat hij) ruime(dat hij) ruimde
(dat wij) ruimen(dat wij) ruimden
(dat jullie) ruimen(dat jullie) ruimden
(dat gij) ruimet(dat gij) ruimdet
(dat zij) ruimen(dat zij) ruimden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
ruimruimt
Participios
Participio presenteParticipio pasado
ruimend, ruimende(hebben) geruimd

Traducciones

danésindrette; rede; rydde op
españolarreglar
esperantoordigi; ordi
feroésskipa fyri; stíla fyri
francésordonner; ranger; régler
inglésarrange; put in order; tidy; categorize; collate; order; sort; clean up
islandésinnrétta
noruegoinnrede
polacoporządkować
portuguésarranjar; arrumar; ordenar
rumanoaranja; ordona
suecoinreda