Información sobre la palabra inspringen (neerlandés → Esperanto: anstataŭi)

Sinónimos: aflossen, de plaats innemen van, invallen, vervangen, waarnemen

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈɪnsprɪŋə(n)/
Separaciónin·sprin·gen

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) spring in(ik) sprong in
(jij) springt in(jij) sprong in
(hij) springt in(hij) sprong in
(wij) springen in(wij) sprongen in
(jullie) springen in(jullie) sprongen in
(gij) springt in(gij) sprongt in
(zij) springen in(zij) sprongen in
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) inspringe(dat ik) inspronge
(dat jij) inspringe(dat jij) inspronge
(dat hij) inspringe(dat hij) inspronge
(dat wij) inspringen(dat wij) insprongen
(dat jullie) inspringen(dat jullie) insprongen
(dat gij) inspringet(dat gij) inspronget
(dat zij) inspringen(dat zij) insprongen
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
spring inspringt in
Participios
Participio presenteParticipio pasado
inspringend, inspringende(zijn) ingesprongen

Traducciones

afrikáansvervang
alemánablösen; ersetzen; an Stelle treten; vertreten; Ersatz sein für; Vertreter sein für
bajo sajónvervangen
catalánrellevar; substituir
españolreemplazar; substituir
esperantoanstataŭi
francésremplacer; tenir place de
frisón de Saterlandärsätte; oulööse
frisón occidentalferfange
ingléstake the place of; supplant; stand in; relieve
italianorilevare
portuguéssubstituir
rusoзаменять
tailandésแทน