Información sobre la palabra observeren (neerlandés → Esperanto: observi)

Sinónimos: gadeslaan, in acht nemen, toekijken, toezien, waarnemen, houden

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ɔpsɛrˈverə(n)/
Separaciónob·ser·ve·ren

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) observeer(ik) observeerde
(jij) observeert(jij) observeerde
(hij) observeert(hij) observeerde
(wij) observeren(wij) observeerden
(jullie) observeren(jullie) observeerden
(gij) observeert(gij) observeerdet
(zij) observeren(zij) observeerden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) observere(dat ik) observeerde
(dat jij) observere(dat jij) observeerde
(dat hij) observere(dat hij) observeerde
(dat wij) observeren(dat wij) observeerden
(dat jullie) observeren(dat jullie) observeerden
(dat gij) observeret(dat gij) observeerdet
(dat zij) observeren(dat zij) observeerden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
observeerobserveert
Participios
Participio presenteParticipio pasado
observerend, observerende(hebben) geobserveerd

Muestras de uso

Ik heb jullie in de loop der jaren allemaal geobserveerd.
Zie je hoe hij alles observeert?

Traducciones

afrikáanswaarneem
alemánbeaufsichtigen; beobachten; betrachten; verfolgen; halten; zusehen
catalánobservar; vigilar
españolcumplir; observar
esperantoobservi
francésobserver
frisón de Saterlandbeapsichtigje; beooboachtje; betrachtje; ferfoulgje; foarhääbe; inspizierje; ju Apsicht hääbe; musterje
frisón occidentalobservearje; hâlde
inglésobserve; watch
italianoosservare
papiamentoopservá
portuguésobservar
rumanoobserva; urmări
suecoobservera