Información sobre la palabra tonen (neerlandés → Esperanto: montri)

Sinónimos: laten zien, óverleggen, tentoonspreiden, uitwijzen, vertonen, wijzen naar

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈtonə(n)/
Separaciónto·nen

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) toon(ik) toonde
(jij) toont(jij) toonde
(hij) toont(hij) toonde
(wij) tonen(wij) toonden
(jullie) tonen(jullie) toonden
(gij) toont(gij) toondet
(zij) tonen(zij) toonden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) tone(dat ik) toonde
(dat jij) tone(dat jij) toonde
(dat hij) tone(dat hij) toonde
(dat wij) tonen(dat wij) toonden
(dat jullie) tonen(dat jullie) toonden
(dat gij) tonet(dat gij) toondet
(dat zij) tonen(dat zij) toonden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
toontoont
Participios
Participio presenteParticipio pasado
tonend, tonende(hebben) getoond

Muestras de uso

En nog dezelfde dag bereikten zij Arthurs hof en toonden hem het zwaard van de reus.
Rijkdom voelt men pas wanneer men die tonen kan.

Traducciones

afrikáanswys
alemánangeben; weisen; anweisen; hinweisen; zeigen; lassen sehen
bajo sajónwysen
catalánassenyalar; ensenyar; indicar; mostrar
criolla jamaiquinashuo
danésvise
españolenseñar; indicar; mostrar; señalar
esperantomontri
feroéssýna; vísa
finésnäyttää
francésdésigner; indiquer; montrer; exhiber
frisón de Saterlandanreeke; anwiese; waiwiese; wiese
frisón occidentaloantsjutte; oanwize
gaélico escocésfeuch
inglésshow; display; exhibit
inglés antiguoiewan; ætiewan
italianomostrare
latínmonstrare
papiamentomunstra; mustra
polacopokazać
portuguésapontar; assinalar; mostrar
sranan tongosori
suajili‐toa
suecouppvisa
tailandésชี้; ชี้ให้เห็น