Información sobre la palabra manipuleren (neerlandés → Esperanto: manipuli)

Sinónimos: hanteren, omgaan met

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/manipyˈlerə(n)/
Separaciónma·ni·pu·le·ren

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) manipuleer(ik) manipuleerde
(jij) manipuleert(jij) manipuleerde
(hij) manipuleert(hij) manipuleerde
(wij) manipuleren(wij) manipuleerden
(jullie) manipuleren(jullie) manipuleerden
(gij) manipuleert(gij) manipuleerdet
(zij) manipuleren(zij) manipuleerden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) manipulere(dat ik) manipuleerde
(dat jij) manipulere(dat jij) manipuleerde
(dat hij) manipulere(dat hij) manipuleerde
(dat wij) manipuleren(dat wij) manipuleerden
(dat jullie) manipuleren(dat jullie) manipuleerden
(dat gij) manipuleret(dat gij) manipuleerdet
(dat zij) manipuleren(dat zij) manipuleerden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
manipuleermanipuleert
Participios
Participio presenteParticipio pasado
manipulerend, manipulerende(hebben) gemanipuleerd

Muestras de uso

Ook zou het bewijs tegen haar cliënt zijn gemanipuleerd.

Traducciones

alemánhandhaben; manipulieren
catalánmanipular
checomanipulovat; zacházet
españolmanipular
esperantomanipuli
francésmanier
frisón de Saterlandhondhoawje; manipulierje
inglésmanipulate
portuguésmanejar; manipular