Información sobre la palabra vermageren (neerlandés → Esperanto: malplipeziĝi)

Sinónimo: afvallen

Categoría gramaticalverbo

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) vermager(ik) vermagerde
(jij) vermagert(jij) vermagerde
(hij) vermagert(hij) vermagerde
(wij) vermageren(wij) vermagerden
(jullie) vermageren(jullie) vermagerden
(gij) vermagert(gij) vermagerdet
(zij) vermageren(zij) vermagerden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) vermagere(dat ik) vermagerde
(dat jij) vermagere(dat jij) vermagerde
(dat hij) vermagere(dat hij) vermagerde
(dat wij) vermageren(dat wij) vermagerden
(dat jullie) vermageren(dat jullie) vermagerden
(dat gij) vermageret(dat gij) vermagerdet
(dat zij) vermageren(dat zij) vermagerden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
vermagervermagert
Participios
Participio presenteParticipio pasado
vermagerend, vermagerende(zijn) vermagerd

Traducciones

afrikáansgewig verloor
españoladelgazar
esperantomalplipeziĝi
frisón occidentalôfklaaie
ingléslose flesh