Información sobre la palabra alterneren (neerlandés → Esperanto: alterni)

Sinónimo: elkaar afwisselen

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ɑltərˈneːrə(n)/
Separaciónal·ter·ne·ren

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) alterneer(ik) alterneerde
(jij) alterneert(jij) alterneerde
(hij) alterneert(hij) alterneerde
(wij) alterneren(wij) alterneerden
(jullie) alterneren(jullie) alterneerden
(gij) alterneert(gij) alterneerdet
(zij) alterneren(zij) alterneerden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) alternere(dat ik) alterneerde
(dat jij) alternere(dat jij) alterneerde
(dat hij) alternere(dat hij) alterneerde
(dat wij) alterneren(dat wij) alterneerden
(dat jullie) alterneren(dat jullie) alterneerden
(dat gij) alterneret(dat gij) alterneerdet
(dat zij) alterneren(dat zij) alterneerden
Participios
Participio presenteParticipio pasado
alternerend, alternerende(hebben) gealterneerd

Traducciones

alemánsich ablösen; alternieren; wechseln
catalánalternar
checostřídat
españolalternar
esperantoalterni
francésalterner
frisón de Saterlandsik oulööse
frisón occidentalôfwikselje
húngarováltakozik
inglésalternate
portuguésalternar
rusoчередоваться