Información sobre la palabra neigen (neerlandés → Esperanto: klini)

Sinónimos: buigen, doen overhellen

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/nɛi̯ɣə(n)/
Separaciónnei·gen

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) neig(ik) neigde
(jij) neigt(jij) neigde
(hij) neigt(hij) neigde
(wij) neigen(wij) neigden
(jullie) neigen(jullie) neigden
(gij) neigt(gij) neigdet
(zij) neigen(zij) neigden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) neige(dat ik) neigde
(dat jij) neige(dat jij) neigde
(dat hij) neige(dat hij) neigde
(dat wij) neigen(dat wij) neigden
(dat jullie) neigen(dat jullie) neigden
(dat gij) neiget(dat gij) neigdet
(dat zij) neigen(dat zij) neigden
Participios
Participio presenteParticipio pasado
neigend, neigende(hebben) geneigd

Traducciones

alemánneigen; hinneigen; beugen; verneigen; kippen
cataláninclinar
checomít sklon; nachýlit; naklánět; naklonit; sklonit
españolinclinar
esperantoklini
feroésbenda; boyggja; hella
finéskallistaa
francésincliner
frisón de Saterlandkaantje; naigje
inglésbend; incline