Información sobre la palabra veroorzaken (neerlandés → Esperanto: kaŭzi)

Sinónimos: aanrichten, berokkenen, flikken, stichten, teweegbrengen, ten gevolge hebben, zorgen voor, bezorgen

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/vərˈorzakən/
Separaciónver·oor·za·ken

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) veroorzaak(ik) veroorzaakte
(jij) veroorzaakt(jij) veroorzaakte
(hij) veroorzaakt(hij) veroorzaakte
(wij) veroorzaken(wij) veroorzaakten
(jullie) veroorzaken(jullie) veroorzaakten
(gij) veroorzaakt(gij) veroorzaaktet
(zij) veroorzaken(zij) veroorzaakten
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) veroorzake(dat ik) veroorzaakte
(dat jij) veroorzake(dat jij) veroorzaakte
(dat hij) veroorzake(dat hij) veroorzaakte
(dat wij) veroorzaken(dat wij) veroorzaakten
(dat jullie) veroorzaken(dat jullie) veroorzaakten
(dat gij) veroorzaket(dat gij) veroorzaaktet
(dat zij) veroorzaken(dat zij) veroorzaakten
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
veroorzaakveroorzaakt
Participios
Participio presenteParticipio pasado
veroorzakend, veroorzakende(hebben) veroorzaakt

Muestras de uso

Ik weet alleen dat je me last en pijn veroorzaakt hebt.
De beving veroorzaakte een tsoenami met tientallen meters hoge vloedgolven.
Het derde salvo veroorzaakte veel verliezen.
De slachtoffers kwamen om het leven door overstromingen en aardverschuivingen die door de taifoen Bopha werden veroorzaakt.

Traducciones

afrikáansberokken; veroorsaak
alemánantun; bewirken; veranlassen; verursachen; zufügen; bereiten; zur Folge haben; mit sich bringen
bajo sajónstichten; veroarsaken
cataláncausar
españolcausar; dar lugar a; instigar; maquinar; ocasionar; producir
esperantokaŭzi
feroésgera; orsaka
francéscauser; déterminer; entraîner des conséquences; procurer; provoquer
frisón de Saterlandandwo; bewierkje; feranlasje; feruurseekje; touföigje
frisón occidentalferoarsaakje; oandeare; soargje foar
ingléscause
inglés antiguogedon
islandésorsaka
italianocausare
malayomembangkitkan
papiamentokousa
polacopowodować; sprawiać
portuguéscausar; produzir; ser causa de
rusoвозбуждать
suajili‐tia
suecoföranleda; förorsaka; orsaka
tailandésให้