Información sobre la palabra verzenden (neerlandés → Esperanto: forsendi)

Sinónimos: afzenden, versturen, wegsturen, wegzenden

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/vərˈzɛndə(n)/
Separaciónver·zen·den

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) verzend(ik) verzond
(jij) verzendt(jij) verzond
(hij) verzendt(hij) verzond
(wij) verzenden(wij) verzonden
(jullie) verzenden(jullie) verzonden
(gij) verzendt(gij) verzondt
(zij) verzenden(zij) verzonden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) verzende(dat ik) verzonde
(dat jij) verzende(dat jij) verzonde
(dat hij) verzende(dat hij) verzonde
(dat wij) verzenden(dat wij) verzonden
(dat jullie) verzenden(dat jullie) verzonden
(dat gij) verzendet(dat gij) verzondet
(dat zij) verzenden(dat zij) verzonden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
verzendverzendt
Participios
Participio presenteParticipio pasado
verzendend, verzendende(hebben) verzonden

Traducciones

alemánabschicken; entsenden; fortschicken; wegschicken
danésafsende
españoldespachar; despedir; enviar; expedir
esperantoforsendi
frisón de Saterlandouseende; wächseende
frisón occidentalfuortstjoere; ôfstjoere
inglésdismiss; turn away; deport; send away
latínablegare; amandare; relegare
suecoavskicka