Información sobre la palabra afnemen (neerlandés → Esperanto: forigi la manĝilaron)

Sinónimos: afruimen, wegruimen

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈɑfnemə(n)/
Separaciónaf·ne·men

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) neem af(ik) nam af
(jij) neemt af(jij) nam af
(hij) neemt af(hij) nam af
(wij) nemen af(wij) namen af
(jullie) nemen af(jullie) namen af
(gij) neemt af(gij) naamt af
(zij) nemen af(zij) namen af
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) afneme(dat ik) afname
(dat jij) afneme(dat jij) afname
(dat hij) afneme(dat hij) afname
(dat wij) afnemen(dat wij) afnamen
(dat jullie) afnemen(dat jullie) afnamen
(dat gij) afnemet(dat gij) afnamet
(dat zij) afnemen(dat zij) afnamen
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
neem afneemt af
Participios
Participio presenteParticipio pasado
afnemend, afnemende(hebben) afgenomen

Traducciones

alemánabräumen
españolrecoger la mesa
esperantoforigi la manĝilaron
frisón de Saterlandouruumje
frisón occidentalôfrêde
inglésclear away; remove the cloth