Información sobre la palabra vermijden (neerlandés → Esperanto: eviti)

Sinónimos: mijden, omzéílen, ontwijken, uit de weg gaan

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/vərˈmɛi̯də(n)/
Separaciónver·mij·den

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) vermijd(ik) vermeed
(jij) vermijdt(jij) vermeed
(hij) vermijdt(hij) vermeed
(wij) vermijden(wij) vermeden
(jullie) vermijden(jullie) vermeden
(gij) vermijdt(gij) vermeedt
(zij) vermijden(zij) vermeden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) vermijde(dat ik) vermede
(dat jij) vermijde(dat jij) vermede
(dat hij) vermijde(dat hij) vermede
(dat wij) vermijden(dat wij) vermeden
(dat jullie) vermijden(dat jullie) vermeden
(dat gij) vermijdet(dat gij) vermedet
(dat zij) vermijden(dat zij) vermeden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
vermijdvermijdt
Participios
Participio presenteParticipio pasado
vermijdend, vermijdende(hebben) vermeden

Muestras de uso

Hetzelfde paar ogen vermeed weer de zijne.

Traducciones

afrikáansvermy
alemánausweichen; entweichen; meiden; vermeiden; aus dem Wege gehen; entgehen
catalánevitar
danésundgå; undvige
escocésevite
españolevitar; rehuir
esperantoeviti
feroéssleppa frá
finésvälttää
francéséviter; parer; s’abstenir de
frisón de Saterlandäntwieke; fermiede; miede; uutwieke
inglésavoid; steer clear of
italianoevitare
latínvitare
malayohindari; menghindari
papiamentoevitá
polacounikać
portuguésesquivar; evadir; evitar; poupar; presumir; prevenir
rumanoevita
suecokringgå; undfly