Información sobre la palabra mijden (neerlandés → Esperanto: eviti)

Sinónimos: omzéílen, ontwijken, uit de weg gaan, vermijden

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈmɛi̯də(n)/
Separaciónmij·den

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) mijd(ik) meed
(jij) mijdt(jij) meed
(hij) mijdt(hij) meed
(wij) mijden(wij) meden
(jullie) mijden(jullie) meden
(gij) mijdt(gij) meedt
(zij) mijden(zij) meden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) mijde(dat ik) mede
(dat jij) mijde(dat jij) mede
(dat hij) mijde(dat hij) mede
(dat wij) mijden(dat wij) meden
(dat jullie) mijden(dat jullie) meden
(dat gij) mijdet(dat gij) medet
(dat zij) mijden(dat zij) meden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
mijdmijdt
Participios
Participio presenteParticipio pasado
mijdend, mijdende(hebben) gemeden

Muestras de uso

De mensen meden ons een beetje, omdat ze niet wisten wat ze moesten zeggen.

Traducciones

afrikáansvermy
alemánausweichen; entweichen; meiden; vermeiden; aus dem Wege gehen; entgehen
catalánevitar
danésundgå; undvige
escocésevite
españolevitar; rehuir
esperantoeviti
feroéssleppa frá
finésvälttää
francéséviter; parer; s’abstenir de
frisón de Saterlandäntwieke; fermiede; miede; uutwieke
inglésavoid
italianoevitare
latínvitare
malayohindari; menghindari
papiamentoevitá
polacounikać
portuguésesquivar; evadir; evitar; poupar; presumir; prevenir
rumanoevita
suecokringgå; undfly