Información sobre la palabra baas (neerlandés → Esperanto: estro)

Sinónimos: aanvoerder, chef, gebieder, gezagvoerder

Categoría gramatical	sustantivo
Pronunciación	/bas/
Separación	baas
Género	masculino
Plural	bazen

Diminutivo
Singular	Plural
baasje	baasjes

Muestras de uso

Igorʹ Komarov, de baas van Roskosmos, heeft dat tijdens een conferentie in Tokio afgesproken met een vertegenwoordiger van de Chinese ruimtevaartorganisatie CNSA.

Die baas zit in Italië en het is de vraag of Henk hem wel opbelt.

Het onderzoek in 1967 werd uitgevoerd in opdracht van de hoogste baas van de salesianen.

Traducciones

afrikáans	hoof
alemán	Befehlshaber; Chef; Haupt; Häupling; Herr; Oberhaupt; Vorsteher; Leiter; Vorgesetzter
catalán	amo
criolla jamaiquina	liida
danés	chef
escocés	heid
español	amo; capitán; caudillo; comandante; dueño; jefe; patrón
esperanto	estro
feroés	formaður; fyristøðumaður; stjóri
finés	päällikkö
frisón de Saterland	Befeelshääber; Boas; Foarstounder; Haud; Heer; Skef
frisón occidental	baas; haad; master; âlde
griego	κύφωμα
inglés	boss; governor; master
italiano	capo
latín	dux
malayo	majikan
papiamento	bòs; hefe
polaco	szef; zwierzchnik
portugués	chefe; director
ruso	капитан
sranan tongo	basi; edeman; masra; patron
suajili	jumbe
sueco	anförare; chef
tailandés	เจ้านาย; นาย
turco	baş; amir; patron