Información sobre la palabra uiten (neerlandés → Esperanto: esprimi)

Sinónimos: betuigen, opperen, uitdrukken, uitspreken, verwoorden, uiting geven aan

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈœy̯̯tə(n)/
Separaciónui·ten

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) uit(ik) uitte
(jij) uit(jij) uitte
(hij) uit(hij) uitte
(wij) uiten(wij) uitten
(jullie) uiten(jullie) uitten
(gij) uit(gij) uittet
(zij) uiten(zij) uitten
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) uite(dat ik) uitte
(dat jij) uite(dat jij) uitte
(dat hij) uite(dat hij) uitte
(dat wij) uiten(dat wij) uitten
(dat jullie) uiten(dat jullie) uitten
(dat gij) uitet(dat gij) uittet
(dat zij) uiten(dat zij) uitten
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
uituit
Participios
Participio presenteParticipio pasado
uitend, uitende(hebben) geuit

Muestras de uso

Het bleef een ogenblik stil, toen uitte de man een verschrikte vloek.
In zijn toespraak uitte de president ook felle kritiek op Rusland, dat ook gisteren aanvallen uitvoerde.
Ze zijn diep beledigd door het feit dat ze zijn opgesloten en enkelen hebben dreigementen geuit.
De Italiaanse ex‐premier Silvio Berlusconi heeft zondag forse kritiek geuit op het besluit van premier Mario Monti om mee te doen aan de verkiezingen.
Zij uitten geen enkele bedreiging met wraak.

Traducciones

alemánausdrücken; zum Ausdruck bringen
catalánexpressar
checovyjádřit; vyslovit
españolenunciar; expresar
esperantoesprimi
feroésorða; siga
finésilmaista
francésexprimer; représenter
frisón de Saterlanduutdrukke
inglésexpress
italianoesprimere
papiamentoekspresá
polacowyrazić; wyrażać
portuguésexpressar; exprimir
rusoвыражать
suecouttrycka
tailandésแสดง