Información sobre la palabra opdrinken (neerlandés → Esperanto: eltrinki)

Sinónimos: leegdrinken, uitdrinken

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈɔbdrɪŋkə(n)/
Separaciónop·drin·ken

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) drink op(ik) dronk op
(jij) drinkt op(jij) dronk op
(hij) drinkt op(hij) dronk op
(wij) drinken op(wij) dronken op
(jullie) drinken op(jullie) dronken op
(gij) drinkt op(gij) dronkt op
(zij) drinken op(zij) dronken op
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) opdrinke(dat ik) opdronke
(dat jij) opdrinke(dat jij) opdronke
(dat hij) opdrinke(dat hij) opdronke
(dat wij) opdrinken(dat wij) opdronken
(dat jullie) opdrinken(dat jullie) opdronken
(dat gij) opdrinket(dat gij) opdronket
(dat zij) opdrinken(dat zij) opdronken
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
drink opdrinkt op
Participios
Participio presenteParticipio pasado
opdrinkend, opdrinkende(hebben) opgedronken

Muestras de uso

Je hebt je thee nog niet opgedronken!
Hij dronk zijn thee op en leunde achterover om beter te kunnen nadenken.

Traducciones

alemánaustrinken
catalánesgotar
españolapurar
esperantoeltrinki; fortrinki
polacowypić