Información sobre la palabra gaan (neerlandés → Esperanto: suriri)

Sinónimo: begaan

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ɣan/
Separacióngaan

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) ga(ik) ging
(jij) gaat(jij) ging
(hij) gaat(hij) ging
(wij) gaan(wij) gingen
(jullie) gaan(jullie) gingen
(gij) gaat(gij) gingt
(zij) gaan(zij) gingen
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) ga(dat ik) ginge
(dat jij) ga(dat jij) ginge
(dat hij) ga(dat hij) ginge
(dat wij) gaan(dat wij) gingen
(dat jullie) gaan(dat jullie) gingen
(dat gij) gaat(dat gij) ginget
(dat zij) gaan(dat zij) gingen
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
gagaat
Participios
Participio presenteParticipio pasado
gaand, gaande(hebben) gegaan

Muestras de uso

Maar om de rechtsstaat te herstellen en de overige EU‐miljarden te krijgen zal Polen onder Tusk een lange weg te gaan hebben.

Traducciones

alemánbesteigen; betreten; beschreiten
españolmontar
esperantosuriri
frisón de Saterlandbestiege
ingléswalk
portuguésascender; subir
rumanomerge pe jos; se plimba