Información sobre la palabra afblazen (neerlandés → Esperanto: nuligi)

Sinónimos: afgelasten, afzeggen, annuleren, opzeggen, terugnemen, terugdraaien

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈɑvblazə(n)/
Separaciónaf·bla·zen

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) blaas af(ik) blies af
(jij) blaast af(jij) blies af
(hij) blaast af(hij) blies af
(wij) blazen af(wij) bliezen af
(jullie) blazen af(jullie) bliezen af
(gij) blaast af(gij) bliest af
(zij) blazen af(zij) bliezen af
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) afblaze(dat ik) afblieze
(dat jij) afblaze(dat jij) afblieze
(dat hij) afblaze(dat hij) afblieze
(dat wij) afblazen(dat wij) afbliezen
(dat jullie) afblazen(dat jullie) afbliezen
(dat gij) afblazet(dat gij) afbliezet
(dat zij) afblazen(dat zij) afbliezen
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
blaas afblaast af
Participios
Participio presenteParticipio pasado
afblazend, afblazende(hebben) afgeblazen

Muestras de uso

Het wijzigen van de grondwet kan hem in staat stellen de verkiezingen uit te stellen of helemaal af te blazen.

Traducciones

afrikáanskanselleer
albanésabrogoj
alemánannullieren; für null und nichtig erklären; kassieren; absagen
danésaflyse; sende afbud
españolanular; contramandar
esperantonuligi
feroésgera til einkis; taka aftur
francésabroger; annuler; supprimer
frisón de Saterlandannullierje; kassierje
frisón occidentalannulearje; ôfsizze; skrasse
húngaromegsemmisít
ingléscancel
italianoannullare
malayobatalkan; membatalkan
papiamentoanulá; kanselá
portuguésanular; declarar sem efeito; revogar
rumanoabroga; anula
suecoarbeställa
turcofeshetmek; iptal etmek