Información sobre la palabra aanhalen (neerlandés → Esperanto: citi)

Sinónimo: citeren

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈanɦalə(n)/
Separaciónaan·ha·len

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) haal aan(ik) haalde aan
(jij) haalt aan(jij) haalde aan
(hij) haalt aan(hij) haalde aan
(wij) halen aan(wij) haalden aan
(jullie) halen aan(jullie) haalden aan
(gij) haalt aan(gij) haaldet aan
(zij) halen aan(zij) haalden aan
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) aanhale(dat ik) aanhaalde
(dat jij) aanhale(dat jij) aanhaalde
(dat hij) aanhale(dat hij) aanhaalde
(dat wij) aanhalen(dat wij) aanhaalden
(dat jullie) aanhalen(dat jullie) aanhaalden
(dat gij) aanhalet(dat gij) aanhaaldet
(dat zij) aanhalen(dat zij) aanhaalden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
haal aanhaalt aan
Participios
Participio presenteParticipio pasado
aanhalend, aanhalende(hebben) aangehaald

Muestras de uso

Lukašenko haalde de roman De Gebroeders Karamazov van Dostoevskij aan.

Traducciones

alemánanführen; nennen; zitieren; angeben
cataláncitar
danéscitere
españolcitar; referir
esperantociti
feroésflyta fram; reksa upp; taka upp eftir ein
finéssiteerata
francésciter; rapporter des propos
frisón de Saterlandanfiere; naame; räppe; sitierje
frisón occidentaloanhelje; sitearje
inglésquote; cite; adduce
italianocitare
portuguéscitar; mencionar
suecoanföra; citera