Información sobre la palabra diftongeren (neerlandés → Esperanto: diftongigi)

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/dɪftɔŋˈɣerə(n)/
Separacióndif·ton·ge·ren

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) diftongeer(ik) diftongeerde
(jij) diftongeert(jij) diftongeerde
(hij) diftongeert(hij) diftongeerde
(wij) diftongeren(wij) diftongeerden
(jullie) diftongeren(jullie) diftongeerden
(gij) diftongeert(gij) diftongeerdet
(zij) diftongeren(zij) diftongeerden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) diftongere(dat ik) diftongeerde
(dat jij) diftongere(dat jij) diftongeerde
(dat hij) diftongere(dat hij) diftongeerde
(dat wij) diftongeren(dat wij) diftongeerden
(dat jullie) diftongeren(dat jullie) diftongeerden
(dat gij) diftongeret(dat gij) diftongeerdet
(dat zij) diftongeren(dat zij) diftongeerden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
diftongeerdiftongeert
Participios
Participio presenteParticipio pasado
diftongerend, diftongerende(hebben) gediftongeerd

Traducciones

españoldiptongar
esperantodiftongigi
inglésdiphthongize