Información sobre la palabra strijden (neerlandés → Esperanto: disputi)

Sinónimos: disputeren, redetwisten, twisten

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈstrɛi̯də(n)/
Separaciónstrij·den

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) strijd(ik) streed
(jij) strijdt(jij) streed
(hij) strijdt(hij) streed
(wij) strijden(wij) streden
(jullie) strijden(jullie) streden
(gij) strijdt(gij) streedt
(zij) strijden(zij) streden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) strijde(dat ik) strede
(dat jij) strijde(dat jij) strede
(dat hij) strijde(dat hij) strede
(dat wij) strijden(dat wij) streden
(dat jullie) strijden(dat jullie) streden
(dat gij) strijdet(dat gij) stredet
(dat zij) strijden(dat zij) streden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
strijdstrijdt
Participios
Participio presenteParticipio pasado
strijdend, strijdende(hebben) gestreden

Traducciones

alemándisputieren; streiten; sich streiten
catalándisputar
checohádat se; přít se
españoldisputar
esperantodisputi
feroéskjakast
francésse disputer
frisón de Saterlanddisputierje; kibbelje; striedje
húngarotársalog
inglésargue; dispute
polacospierać się
portuguéscontender; disputar; porfiar