Información sobre la palabra medebrengen (neerlandés → Esperanto: kunvenigi)

Sinónimos: medenemen, meebrengen, meenemen, vergaderen

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈmedəbrɛŋə(n)/
Separaciónme·de·bren·gen

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) breng mede(ik) bracht mede
(jij) brengt mede(jij) bracht mede
(hij) brengt mede(hij) bracht mede
(wij) brengen mede(wij) brachten mede
(jullie) brengen mede(jullie) brachten mede
(gij) brengt mede(gij) bracht mede
(zij) brengen mede(zij) brachten mede
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) medebrenge(dat ik) medebrachte
(dat jij) medebrenge(dat jij) medebrachte
(dat hij) medebrenge(dat hij) medebrachte
(dat wij) medebrengen(dat wij) medebrachten
(dat jullie) medebrengen(dat jullie) medebrachten
(dat gij) medebrenget(dat gij) medebrachtet
(dat zij) medebrengen(dat zij) medebrachten
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
breng medebrengt mede
Participios
Participio presenteParticipio pasado
medebrengend, medebrengende(hebben) medegebracht

Traducciones

alemánmitnehmen
españolir a buscar a
esperantokunvenigi
francésamener; assembler; emmener; rassembler
frisón de Saterlandmeenieme
frisón occidentalôfhelje; meinimme
húngaroösszehív
ingléstake along; convene
portuguésconvocar; reunir
tailandésพา