Información sobre la palabra loten (neerlandés → Esperanto: loti)

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈlotə(n)/
Separaciónlo·ten

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) loot(ik) lootte
(jij) loot(jij) lootte
(hij) loot(hij) lootte
(wij) loten(wij) lootten
(jullie) loten(jullie) lootten
(gij) loot(gij) loottet
(zij) loten(zij) lootten
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) lote(dat ik) lootte
(dat jij) lote(dat jij) lootte
(dat hij) lote(dat hij) lootte
(dat wij) loten(dat wij) lootten
(dat jullie) loten(dat jullie) lootten
(dat gij) lotet(dat gij) loottet
(dat zij) loten(dat zij) lootten
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
lootloot
Participios
Participio presenteParticipio pasado
lotend, lotende(hebben) geloot

Muestras de uso

We loten met grashalmen van verschillende lengten om de volgorde van de wachten te bepalen.
Ze lootten nu wie de wacht zou houden, en het lot wees Gimli als eerste aan.

Traducciones

alemánlosen
catalánsortejar
españolsacar a la suerte; sortear
esperantoloti
feroéskasta lut
francéstirer au sort
frisón de Saterlandlootje
inglésdraw lots
portuguéssortear; tirar a sorte