Informatie over het woord graspieper (Nederlands → Esperanto: herbeja pipio)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈɣrɑspipər/
Afbrekinggras·pie·per
Geslachtmanlijk
Meervoudgraspiepers

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
graspiepertjegraspiepertjes

Voorbeelden van gebruik

Grondbroeders, zoals de veldleeuwerik, de graspieper en de nachtzwaluw, dat lijkt me prachtig.
De kwartelkoning, graspieper en veldleeuwerik zijn vertrokken naar warmere oorden.

Vertalingen

DuitsWiesenpieper
Engelsmeadow pipet
Esperantoherbeja pipio; herbejpipio