Informatie over het woord bebossen (Nederlands → Esperanto: forstumi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈbɔsə(n)/
Afbrekingbe·bos·sen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bebos(ik) beboste
(jij) bebost(jij) beboste
(hij) bebost(hij) beboste
(wij) bebossen(wij) bebosten
(jullie) bebossen(jullie) bebosten
(gij) bebost(gij) bebostet
(zij) bebossen(zij) bebosten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bebosse(dat ik) beboste
(dat jij) bebosse(dat jij) beboste
(dat hij) bebosse(dat hij) beboste
(dat wij) bebossen(dat wij) bebosten
(dat jullie) bebossen(dat jullie) bebosten
(dat gij) bebosset(dat gij) bebostet
(dat zij) bebossen(dat zij) bebosten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bebosbebost
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
bebossend, bebossende(hebben) bebost

Vertalingen

Engelsafforest
Esperantoforstumi