Informatie over het woord uitscheuren (Nederlands → Esperanto: ŝiriĝi)

Synoniemen: scheuren, springen

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) scheur uit(ik) scheurde uit
(jij) scheurt uit(jij) scheurde uit
(hij) scheurt uit(hij) scheurde uit
(wij) scheuren uit(wij) scheurden uit
(jullie) scheuren uit(jullie) scheurden uit
(gij) scheurt uit(gij) scheurdet uit
(zij) scheuren uit(zij) scheurden uit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uitscheure(dat ik) uitscheurde
(dat jij) uitscheure(dat jij) uitscheurde
(dat hij) uitscheure(dat hij) uitscheurde
(dat wij) uitscheuren(dat wij) uitscheurden
(dat jullie) uitscheuren(dat jullie) uitscheurden
(dat gij) uitscheuret(dat gij) uitscheurdet
(dat zij) uitscheuren(dat zij) uitscheurden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uitscheurend, uitscheurende(zijn) uitgescheurd

Vertalingen

Duitsreißen; einreißen
Engelstear
Esperantoŝiriĝi
Portugeesrasgar‐se
Schotsteir
Srananpriti
Westerlauwers Friesskuorre