Informatie over het woord storen (Nederlands → Esperanto: ĵami)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈstoːrə(n)/
Afbrekingsto·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) stoor(ik) stoorde
(jij) stoort(jij) stoorde
(hij) stoort(hij) stoorde
(wij) storen(wij) stoorden
(jullie) storen(jullie) stoorden
(gij) stoort(gij) stoordet
(zij) storen(zij) stoorden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) store(dat ik) stoorde
(dat jij) store(dat jij) stoorde
(dat hij) store(dat hij) stoorde
(dat wij) storen(dat wij) stoorden
(dat jullie) storen(dat jullie) stoorden
(dat gij) storet(dat gij) stoordet
(dat zij) storen(dat zij) stoorden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
stoorstoort
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
storend, storende(hebben) gestoord

Vertalingen

Duitsstören
Engelsjam
Esperantoĵami