Synoniemen: heenstappen over, te boven gaan
Woordsoort | werkwoord |
---|---|
Uitspraak | /ovərˈsxrɛi̯də(n)/ |
Afbreking | over·schrij·den |
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) overschrijd | (ik) overschreed |
(jij) overschrijdt | (jij) overschreed |
(hij) overschrijdt | (hij) overschreed |
(wij) overschrijden | (wij) overschreden |
(jullie) overschrijden | (jullie) overschreden |
(gij) overschrijdt | (gij) overschreedt |
(zij) overschrijden | (zij) overschreden |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) overschrijde | (dat ik) overschrede |
(dat jij) overschrijde | (dat jij) overschrede |
(dat hij) overschrijde | (dat hij) overschrede |
(dat wij) overschrijden | (dat wij) overschreden |
(dat jullie) overschrijden | (dat jullie) overschreden |
(dat gij) overschrijdet | (dat gij) overschredet |
(dat zij) overschrijden | (dat zij) overschreden |
Gebiedende wijs | |
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
overschrijd | overschrijdt |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
overschrijdend, overschrijdende | (hebben) overschreden |
Afrikaans | oorskry |
---|---|
Engels | step across; cross; exceed; overstep |
Esperanto | transpaŝi; superpaŝi |