Informatie over het woord kietelen (Nederlands → Esperanto: tikli)

Synoniemen: krieuwelen, kriebelen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈkitələ(n)/
Afbrekingkie·te·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) kietel(ik) kietelde
(jij) kietelt(jij) kietelde
(hij) kietelt(hij) kietelde
(wij) kietelen(wij) kietelden
(jullie) kietelen(jullie) kietelden
(gij) kietelt(gij) kieteldet
(zij) kietelen(zij) kietelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) kietele(dat ik) kietelde
(dat jij) kietele(dat jij) kietelde
(dat hij) kietele(dat hij) kietelde
(dat wij) kietelen(dat wij) kietelden
(dat jullie) kietelen(dat jullie) kietelden
(dat gij) kietelet(dat gij) kieteldet
(dat zij) kietelen(dat zij) kietelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
kietelkietelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
kietelend, kietelende(hebben) gekieteld

Vertalingen

Catalaanspessigollejar
Deenskildre
Duitskitzeln
Engelstickle
Esperantotikli
Faeröerskitla
Finskutittaa
Franschatouiller
Jiddischקיצלען
Portugeesfazer cócegas a; titilar
Saterfrieskiddelje
Spaanscosquillear; hacer cosquillas