Synoniemen: verontschuldigen, verschonen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ɛkskyˈzerə(n)/ |
---|
Afbreking | ex·cu·se·ren |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) excuseer | (ik) excuseerde |
(jij) excuseert | (jij) excuseerde |
(hij) excuseert | (hij) excuseerde |
(wij) excuseren | (wij) excuseerden |
(jullie) excuseren | (jullie) excuseerden |
(gij) excuseert | (gij) excuseerdet |
(zij) excuseren | (zij) excuseerden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) excusere | (dat ik) excuseerde |
(dat jij) excusere | (dat jij) excuseerde |
(dat hij) excusere | (dat hij) excuseerde |
(dat wij) excuseren | (dat wij) excuseerden |
(dat jullie) excuseren | (dat jullie) excuseerden |
(dat gij) excuseret | (dat gij) excuseerdet |
(dat zij) excuseren | (dat zij) excuseerden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
excuseer | excuseert |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
excuserend, excuserende | (hebben) geëxcuseerd |