Synoniemen: rollen, tuimelen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈɑfrɔlə(n)/ |
---|
Afbreking | af·rol·len |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) rol af | (ik) rolde af |
(jij) rolt af | (jij) rolde af |
(hij) rolt af | (hij) rolde af |
(wij) rollen af | (wij) rolden af |
(jullie) rollen af | (jullie) rolden af |
(gij) rolt af | (gij) roldet af |
(zij) rollen af | (zij) rolden af |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) afrolle | (dat ik) afrolde |
(dat jij) afrolle | (dat jij) afrolde |
(dat hij) afrolle | (dat hij) afrolde |
(dat wij) afrollen | (dat wij) afrolden |
(dat jullie) afrollen | (dat jullie) afrolden |
(dat gij) afrollet | (dat gij) afroldet |
(dat zij) afrollen | (dat zij) afrolden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
rol af | rolt af |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
afrollend, afrollende | (hebben) afgerold |