Informatie over het woord puncteren (Nederlands → Esperanto: punkcii)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/pɵŋkˈterə(n)/
Afbrekingpunc·te·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) puncteer(ik) puncteerde
(jij) puncteert(jij) puncteerde
(hij) puncteert(hij) puncteerde
(wij) puncteren(wij) puncteerden
(jullie) puncteren(jullie) puncteerden
(gij) puncteert(gij) puncteerdet
(zij) puncteren(zij) puncteerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) punctere(dat ik) puncteerde
(dat jij) punctere(dat jij) puncteerde
(dat hij) punctere(dat hij) puncteerde
(dat wij) puncteren(dat wij) puncteerden
(dat jullie) puncteren(dat jullie) puncteerden
(dat gij) puncteret(dat gij) puncteerdet
(dat zij) puncteren(dat zij) puncteerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
puncteerpuncteert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
puncterend, puncterende(hebben) gepuncteerd

Vertalingen

Engelspuncture; prick
Esperantopunkcii
Spaanspuncionar